<$BlogRSDURL$>
Sex & Recht Advocaat Elfri De Neve
woensdag, juni 09, 2004
 

elfri Posted by Hello

donderdag, maart 11, 2004
 
Homosexualiteit en ouderschap een juridische bijdrage
Hoe functioneren de regels inzake
- afstamming
- ouderlijk gezag
tussen homosexuele partners, hun kinderen en de biologische ouders?
Hoe reageert de rechtspraak. Is er inderdaad sprake van een erkenning van homosexueel ouderschap in de rechtspraak?
zie NJW 10 maart 2004

woensdag, maart 10, 2004
 
Expertisecentrum voor Sexuele gezondheid Sensoa
Erika Frans

 
Zijn porno acteurs onderworpen aan de RSZ
Porno acteurs zijn onderworpen aan de RSZ. Wie hen contracteert zal voor hen RSZ bijdragen dienen te betalen.

Zie terzake de uitspraak van de Arbeidsrechtbank Tongeren 13/02/04.Hierna een uitreksel van de uitspraak:

DE FEITEN
Verweerster heeft sinds januari 1998 een eenmanszaak, die volgens het handelsregister een ubliciteitsonderneming is.
Zij wordt bijgestaan door haar zoon /, beter bekend als /.
De activiteit van de eenmanszaak bestaat in werkelijkheid uit het zoeken van
locaties en modellen/acteurs en het maken van beeldmateriaal voor een
volwassen publiek.
Uit een onderzoek van de Sociale Inspectie is gebleken dat 36 verschillende
personen in negen pornofilms en hiervoor in totaal 1.576.000 BEF aan loon
ontvingen.
Verweersrter deed geen enkele aangifte van de lonen of prestaties bij de RSZ.
Met elk van de acteurs werd een contract opgemaakt, waarin zij hun toestemming
gaven om gefilmd/gefotografeerd te worden voor een pornografische productie en
waarmee ze afzien van hun rechten opzichtens de publiciteitsonderneming van
verweerster.
In het aanvankelijk P.V. van verhoor door de RVA, verklaart / op 4.4.2001 :
"....
Ik kan geen bewijzen voorleggen dat ik deze vergoedingen uitbetaalde. Ik heb de
meisjes cash uitbetaald.
...
Ik heb er wel degelijk bij stilgestaan of de acteurs al dan niet werknemers zijn en
heb mij bevraagd : men heeft mij nergens sluitende antwoorden kunnen geven.
Ik heb derhalve uitsluitend overeenkomsten met modellen gemaakt, vergoedingen
betaald, doch geen RSZ aangiften gedaan. De uitbetaalde bedragen worden in de
boekhouding geboekt als artiestennota's (onkosten).
"
Gezien de bewuste personen onder het toepassingsgebied van de RSZ-wetgeving
vielen, diende de sociale inspectie conform haar wettelijke opdracht de aangifte
voor de 36 tewerkgestelde personen op te stellen, waarna de R.S.Z. tot
regularisatie overging.

TEN GRONDE
1. In artikel 3.2? van het K.B. van 28.11.1969 wordt de toepassing van de wet van
27.6.1969 betreffende de maatschappelijke zekerheid van arbeiders verruimd tot
rolnr.837/2003
de tot de schouwspelartiesten zoals de dramatische, lyrische, choreografische en
variétéartiesten, alsmede de musici, de orkestleiders, de balletmeesters, de
aanvullingsartiesten, die tegen betaling van een loon aangeworven worden om op
te treden tijdens voorstellingen, repetities, radio en televisie-uitzendingen, film,
plaat- of bandopnamen, alsook tot de personen die deze artiesten aanwerven.
Het is vaststaande cassatierechtspraak dat de feitenrechter enkel moet
onderzoeken of de betrokken personen schouwspelartiesten zijn en zo ja, of zij
aangeworven worden om tegen betaling van een loon, op te treden tijdens
voorstellingen.
Een positief antwoord op deze vragen leidt noodzakelijk tot de toepassing van de
R.S.Z.-wet, ook wanneer de artiest niet werkt in gelijkaardige voorwaarden als
die van een arbeidsovereenkomst.
( zie PUT J. en SIMOENS D, Ontwikkelingen van de sociale zekerheid 1990-
1996, blz. 113)
In casu staat het vast dat de 36 aangeworven personen loon ontvingen en optraden
tijdens voorstellingen, andere dan familiefeesten.
Het is dus niet nodig dat de rechtbank nagaat of er sprake is van een
gezagsverhouding.
Verweerster betwist aldus ten onrechte de vordering, stellende dat de bewuste
personen niet werkten in ondergeschikt verband, doch wel op zelfstandige basis.
Er worden overigens geen elementen bijgebracht die erop zouden kunnen wijzen
dat de bewuste personen zelfstandigen zijn.

2. Het begrip schouwspelartiest wordt door de rechtspraak algemeen vrij ruim en
zonder veel bekommernis om de artistieke waarde van het gebrachte spektakel
geïnterpreteerd.
( zie PUT J. en SIMOENS D, Ontwikkelingen van de sociale zekerheid 1990-
1996, blz. 113)

Het feit dat men spreekt van artiest wijst er niet op dat de bedrijvigheid arstistieke
pretenties moet hebben of effectief een kunstzinnig karakter moet vertonen. Zo
werden in de rechtspraak een stripper onder de noemer van een schouwspelartiest
geplaatst en zelfs een disc-jockey, die dansavonden verzorgde in het hotel. Het
feit dat deze voor zijn prestaties geen loon, maar een honorarium ontving, noch
de taxatie hiervan als zelfstandige, had geen enkel impact op de toepassing van
artikel 3,2?)
( zie PUT J. en SIMOENS D, Ontwikkelingen van de Sociale Zekerheid 1996-
rolnr.837/2003 2001, blz. 256)
In casu kan dan ook niet anders dan besloten worden dat de acteurs, die door
verweerster werden aangeworven, schouwspelartiesten zijn en bijgevolg vallen
onder de toepassing van de R.S.Z-wet.


Powered by Blogger